Tijdens mijn studie volgde ik een werkgroep bij Prof. Christiaan Tümpel over schuttersstukken. De aanleiding voor de werkgroep was de grote tentoonstelling “Schutters in Holland – kracht en zenuwen van de stad” in 1988. Deze tentoonstelling was te zien in het Frans Hals Museum ter ere van het 75 jarig bestaan van het museum. Wij studenten mochten allemaal een catalogusnummer schrijven in de tentoonstellingscatalogus: “Schutters in Holland – kracht en zenuwen van de stad”, 1988, M. Carasso-Kok, J.J. Levy-van Helm. We staan zelfs netjes met naam genoemd achterin de catalogus: pagina 389.
Ruim 30 jaar later lees ik het artikeltje opnieuw en neem het besluit het hieronder weer te geven. En wie weet erop voort te borduren. Want ik zie opeens weer waarom het zo’n boeiend onderwerp was.

Schuttersstuk met kapitein Allaert Cloeck en luitenant Lucas Jacobsz. Rotgans door Thomas de Keyser, 1632
Het catalogusnummer
Catalogusnummer 192
Titel: Officieren van kapitein Allaert Cloeck en luitenant Lucas Jacobsz. Rotgans, 1632
Thomas de Keyser (Amsterdam 1596/1597 – 1667 Amsterdam)
Doek, olieverf, 220 x 351 cm
Gesign. en gedat.: TDK 1632
Opschrift op twee namenlijstjesonder op het doek: Allaert Cloeck, Lucas Jacobsz. Rotgans, Claes Cloeck Nanningsz., Jan Vogelensang, Gerrit Pietersz. Schagen, Michiel Colijn, Hans Walschaert, Jan Kuysten, Adolf Fortenbeeck, Aris Hendrick Hallewat, Hendrick Colijn, Hademan van Laer, Dirck Pietersz. Pers, Frederick Schulenborch, Thomas Jacobsz. Hoingh, Julius van Bergen
Herk.: Kloveniersdoelen te Amsterdam, ‘voor in ’t voorhuys, boven de trap gaande na de Grote Sael’ (Schaep 1653); stadhuis, in de grote krijgsraadkamer; stadhuis, in de kamer van de wethouder van Publieke Werken (sinds 1879) Amsterdam, Rijksmuseum, inv. no C 381 (in bruikleen van de stad Amsterdam sinds 1885)
Literatuur:
- Schaep 1653, Kloveniersdoelen no 8
- Van Dyk 1758, p. 34, no 22
- Scheltema 1855-1885, VII, p. 136, no 8
- Oldenbourg 1911, p. 42-45, cat. no 4, afb. XVI
- Riegl 1931, p. 171-174, 185, 195, 199, 209, 224, 270, afb. 51
- Catalogus Rijksmuseum 1976, p. 319, inv. no C 381 (met literatuuropgave)
- Haverkamp-Begeman 1982, p. 8 (noot), 15, 70, 75, 103 (noot), 106, 109, afb. 87, 88
- Adams 1985
Een groot probleem bij het maken van een groepsportret is het weergeven van een aantal personen in een ongedwongen opstelling, op een dusdanige wijze, dat iedere figuur duidelijk zichtbaar is. Bij de schuttersstukken is dit laatste van groot belang, vanwege het representatieve karakter van een schuttersportret.
Dit schuttersstuk met de officieren van de compagnie van kapitein Allaert Cloeck en luitenant Lucas Jacobsz. Rotgans is één van de weinige waarvan voortekeningen bewaard zijn.¹ Deze tekeningen geven, meer nog dan het schilderij, een indruk van De Keysers vernieuwende aanpak van bovenstaand probleem.
Op het schilderij verdeelde De Keyser de groep van zestien schutters in drieën. In het midden op de voorgrond staan op een verhoging de kapitein, de vaandrig en de luitenant. Dezen worden geflankeerd door drie onderofficieren die met één voet op de verhoging staan. Op de achtergrond staan de overige schutters opgesteld, in twee groepen van vijf. Deze figuren zijn aanmerkelijk kleiner dan die op de voorgrond. Hierdoor wordt niet alleen de suggestie van diepte gewekt, maar wordt tevens het verschil in rang benadrukt. De hiërarchie wordt ook aangegeven door de drie onderofficieren op het middenplan, die zowel letterlijk als figuurlijk lager staan dan de kapitein en de luitenant. Daarnaast wekken ze de indruk zich naar voren te bewegen, waardoor de compositie, die over het algemeen bij schuttersstukken vrij statisch is, verlevendigd wordt.
Rembrandt, die tien later voor hetzelfde probleem als De Keyser zou komen te staan, koos voor de Nachtwacht een oplossing die overeenkomsten vertoont met die van De Keyser. Niet alleen de compositie, maar ook de andere elementen in de tekeningen zijn in de Nachtwacht terug te vinden.

Voortekening Thomas de Keyser Albertina Inv. 9246. Foto: © Albertina, Wien
aanvulling 25-08-2019
De tekening in het Albertina werd in 1988 nog toegeschreven aan Bartholomeus van der Helst. Inmiddels staat de tekening in de online catalogus onder de kunstenaar Thomas de Keyser.
In vergelijking met de tekeningen is het schilderij tamelijk traditioneel opgebouwd, met name ten aanzien van de tien schutters op de achtergrond. Op de tekeningen zijn de schutters weergegeven als beweeglijke groepen. Op het schilderij staan zij stijf naast elkaar opgesteld en zijn overdreven klein vergeleken met de groep op de voorgrond.² Vermoedelijk is De Keyser in de veronderstelling geweest meer plaats voor zijn schuttersstuk te krijgen. De voorstudies zijn namelijk in verhouding breder dan het schilderij.³ Een besluit om boven de trap in het voorhuis niet één, maar twee schuttersstukken te plaatsen, zou de verandering kunnen verklaren.
De afgebeelde schutters deden dienst in wijk drie. Haast alleen dragen een rapier en houden een piek vast. Er zijn twee spontons te zien en één hellebaard. De drager van de hellebaard is door zijn wapen als sergeant te identificeren. Van vier schutters is bekend waar ze zich op het schilderij bevinden en wat ze deden. Allaert Cloeck (1588-1645) staat links op de voorgrond. Hij werd in 1630 als kapitein van wijk drie aangesteld, wat aanleiding geweest zou kunnen zijn voor het in opdracht geven van het schuttersstuk. Cloeck was koopman en vervulde diverse functies in het stadsbestuur. Op 27 augustus 1632 vertrok hij met een compagnie, samengesteld uit verschillende wijken, naar Nijmegen in verband met een dreigend beleg. Hij keerde op 9 oktober 1632 terug zonder veel strijd geleverd te hebben.4 In 1639 was hij overman van de Voetboogdoelen.
Luitenant Lucas Jacobsz. Rotgans (1587-1646), rechts op de voorgrond, was zeepzieder van beroep. Hij werd, tegelijk met Arent Pietersz. Verburch, op 30 juni 1620 aangesteld als luitenant ter vervanging van twee andere luitenants, die vanwege hun remonstrantse uitlatingen tegen burgemeester Pauw uit hun functie ontheven werden.
Claes Cloeck Nanningsz. diende als sinds 1625 (0f eerder) als vaandrig in deze wijk. Hij staat op de voorgrond, achter de kapitein en de luitenant. Dirck Pietersz. Pers, de tweede man links van de kapitein tenslotte, was dichter/uitgever en afkomstig uit Emden. Hij noemde zich naar de witte pers, het uithangteken van zijn winkel, waar onder andere het eerste werk van Vondel werd uitgegeven.
Voetnoten
- De ene tekening is in het Albertina in Wenen. Zie Kronig 1909, afb. op p. 111. Dat het hier om een laatste fase van de voorstudie gaat, is te zien aan het kwadraatnet, dat op de tekening is aangebracht. De tekening is gedaterrd: ’27 Nove.b. 1630′. Het is niet bekend of de datering op het tijdstip van voltooiing slaat of op een belangrijke gebeurtenis die verband houdt met de opdracht voor het werk, bijvoorbeeld de benoeming van de kapitein. De andere tekening bevindt zich in de Kongelige Kobberstiksamling van het Statens Museum for Kunst in Kopenhagen, zie Kronig 1909, afb. op p. 111 en Haverkamp-Begeman 1982, afb. 87.
- Het extreme verschil in grootte zal op de oorspronkelijke plaats: ‘…boven de trap’ waarschijnlijk minder opvallend geweest zijn.
- De verhouding van de tekeningen is: lengte:breedte = 1:2. Zou het schilderij dezelfde verhouding hebben, dan was het 4,40 m. breed in plaats van 3,51 m.
- De tocht naar Nijmegen komt niet in aanmerking als aanleiding voor het in opdracht geven van dit schilderij. Op het schilderij staan alleen mannen uit wijk III, terwijl de tocht naar Nijmegen ondernomen werd door een compagnie die was samengesteld uit verschillende wijken.
Verder onderzoek
Er is in 2016 een tentoonstelling geweest waar de tekening uit het Albertina geëxposeerd werd (zie pdf van de online catalogus): https://www.nga.gov/exhibitions/2016/drawings-for-paintings-in-the-age-of-rembrandt.html en https://www.fondationcustodia.fr/Drawings-for-Paintings-in-the-Age-of-Rembrandt